biography

DAVID MIDDELHOFF

Album: Hippie Shit

Ik ‘zit’ al vijfendertig jaar in de muziek. Dat klinkt lang. Dat ís lang. 

En dan nu pas mijn eerste solo album. Waarom zo laat? Waarom niet op m’n twintigste, zoals onze helden dat doen? 

Was het onzekerheid, verzengende zelfkritiek of een gebrek aan ambitie? 

Nee, het was gewoon het leven. Vijfendertig jaren zijn nou eenmaal zó om. Ik heb me al die tijd prima vermaakt, hoor. Mooie dingen geschreven en grote dromen gehad. Geschiedenis gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam.  Afgestudeerd op de Midden Oosten problematiek. Daartoe woestijnen doorkruist, tempels beklommen en shishas gerookt. Ik heb roadblocks genomen op de Westbank en moeten rennen voor Uzi’s en Kalasjnikovs. Toptijd. Terwijl ik de halve wereld zag, klonken in mijn hoofd de stemmen en instrumenten van mijn helden. Stevie Wonder, Little Feat en Sam Cooke in Amerika. John en Paul en vooral ook George in India. Bij Egypte denk ik aan Neil Young, die van geen wijken wist tussen al dat zand en die kamelen. 

Ik liet die fascinerende wereld achter me om op mijn vijfentwintigste als professioneel muzikant en componist aan de slag te gaan. Ik deed wat televisie dingetjes hier en daar -niets speciaals- maar vooral kon ik aan het werk bij het net ontstane duo Acda en de Munnik. Thomas Acda kende ik al lang. Opgroeiend in De Rijp speelden we in concurrerende dorpsbands, de een nog slechter dan de ander, al had je ze ook ruwe diamanten in een laag modder kunnen noemen:; met wat spoelen zou er best iets moois tevoorschijn kunnen komen. 

Dat gebeurde enkele jaren later, begin jaren negentig in Amsterdam toen we de band Herman & Ik oprichtten, een nederlandstalige Rhythm & Blues band. 

Geen valse romantiek of gedweep, maar songs met teksten die iets betekenden en waarin de klank van de woorden minstens zo belangrijk was. Muziek in de Amerikaanse songsmith-traditie die moest opwinden en ontroeren. 

We werden lokale helden en dat duurde vijf mooie jaren. Daarna ging iedereen wat anders doen: Journalistiek, forenzen, trouwen en kinderen krijgen; zoals dat gaat.  

In deze periode ontstond Acda en de Munnik en begon ik muziek voor het duo te schrijven en ze te begeleiden op hun tournees. Het artistieke adagium van Herman & Ik werd vermengd met invloeden uit het theater:; Brel stond naast de Beatles.  

Een zeer succesvolle en bomvolle periode van twintig jaar volgde.  Ik schreef ruwweg een derde deel van de muziek op de negen albums, produceerde die samen met JB Meijers en toerde talloze malen door het land en over de grens. Alweer een toptijd. 

In 2015 stopte deze trein. De rails waren op. 

Er kwam ruimte voor nieuwe projecten. In de laatste periode vóór mijn soloproject heb ik gecomponeerd voor films (Cop vs Killer, Fake en Oh, Baby!), documentaires (Moeder en Grunberg, Ruut Weissman de Hoofdpersoon), TV (Klokhuis), Musical (De Marathon, All Stars) en Theater (Motel van Thomas Acda, Toriman van Johan Fretz en Verder van Simone Kleinsma).  

Pas in de afgelopen ‘Corona jaren’ vond ik rust en ruimte om te navelstaren en mijn muzikanten/componisten-wens waar te maken: iIk schreef zonder compromissen te hoeven sluiten met bandgenoten, opdrachtgevers of zelfs een publiek, niets werd mijn persoonlijke wetten en voorliefdes in de weg gelegd! 

Vanuit klank en associatie en geïnspireerd door al mijn voorbeelden voltooide ik in straf tempo mijn eerste echte soloalbum ‘Hippie Shit’.  

Klank en associatie, dát zijn voor mij altijd de kernelementen van goede muziek geweest. Voor beiden is verbeelding noodzakelijk. In alle kunst en zelfs in banale zaken als politiek en maatschappij is verbeelding noodzakelijk.  Er is geen vooruitgang of abstractie zonder verbeelding, geen grotschilderingen van Lascaux, geen Beethoven en geen revolutie. Verbeelding, het vermogen een nieuwe werkelijkheid te zien en na te streven heeft de mens altijd geleid. In de popmuziek (zeker vanaf de jaren zestig) ontketende de verbeelding een revolutie. En het was meer dan Spielerei, het was een serieuze zaak. 

Steunend op klank en associatie waren de ideeën soms wat vaag, maar men zocht oprecht naar een nieuwe werkelijkheid. Ik heb me altijd door ‘hippie muzikanten’ aangetrokken gevoeld, deze losgezongen pioniers die wilden vernieuwen maar ook oog bleven houden voor het goede uit de traditie. Hun motto is mijn adagium: begin de verbeelding met klank en associatie en gebruik waarachtigheid voor de betekenis van de woorden. Verlies jezelf in klank en poëzie. Voeg hier en daar wat humor en honing zoetstof toe want het moet toch ook verkopen. Verder deed ik maar wat, maar zie daar: het lukte. 

Ik sta op de schouders van reuzen.

Dat mijn eersteling zo laat komt heeft niets te maken met onzekerheid, zelfkritiek of een gebrek aan ambitie. In mijn verbeelding heb ik tientallen soloalbums geschreven terwijl ik luisterde naar de grote wegbereiders uit de sixties. Zij hebben mij geduldig klaargestoomd. 

En nu klinkt mijn motto, mijn adagium eindelijk op dit fijne album: Hippie Shit. 

Eerder kon ik het niet maken.

discography